Op de doorlopende tentoonstelling Er was eens… de collectie nu in het Eindhovense Van Abbemuseum hangen twee strandportretten gemaakt door de Nederlandse fotografe Rineke Dijkstra (geb. 1959). De foto’s tonen jonge mensen, geen kinderen meer maar ook nog geen adolescenten, staand langs de vloedlijn tegen een achtergrond van zee en bewolkte lucht. Het Van Abbemuseum heeft zes van deze strandportretten in haar collectie, die komen uit de eerste reeks portretten (1992-1996) die Dijkstra als zelfstandig fotografe maakte. De portretten zijn karakteristiek voor Dijkstra’s fotowerk en zeer herkenbaar voor wie haar foto’s vaker heeft gezien.
Rineke Dijkstra heeft inmiddels een vaste plaats verworven in de canon van de hedendaagse kunst. Het Museum of Modern Art in New York bezit zeventien van haar foto’s, zowel uit de jaren negentig van de vorige eeuw als uit het eerste decennium van deze eeuw. Ze wordt, naast kunstenaars
als Hirst, Koons, Barney, Richter en Ai Weiwei, met haar werk The Buzzclub/Mysteryworld (1996-1997) vermeld in het boek Defining Contemporary Art – 25 years in 200 pivotal artworks uit 2011 waarin acht toonaangevende curatoren de in hun ogen beste kunstwerken uit de voorafgaande vijfentwintig jaar bespreken. The Buzzclub is ook opgenomen in de zevende editie uit 2013 van het belangrijke overzichtswerk History of Modern Art van Arnason en Mansfield, waarbij gesteld wordt dat Dijkstra’s reputatie gebouwd is op haar serie strandportretten. Maar komt die reputatie ook tot uiting in de presentatie van haar werk op de tentoonstelling Er was eens… de collectie nu? Worden de strandportretten gepresenteerd als ‘meesterwerk’ in de hedendaagse kunst?
In het verleden waren meesterwerken avant-gardistische werken die veelal pas na enige tijd als een meesterwerk werden (h)erkend. De eerste ontvangst was er vaak een van afwijzing, het werk druiste in tegen alles wat op dat moment aan kunst werd gemaakt, en slechts een kleine kring van ingewijden of vooruitstrevende critici zagen het ‘meesterlijke’ in het werk. Vooral de gevestigde orde van aristocraten en bourgeoisie bepaalden wat een meesterwerk genoemd mocht worden. In de twintigste eeuw werd het, met de komst van performances, installaties en conceptuele kunst en het verdwijnen van het kunstobject, lastiger om van een meesterwerk te spreken. De term meesterwerk werd door Frank Reijnders in dit verband vervangen door ‘meesterzet’.
Vanwege de eenmalige uitvoering die veel van deze werken kenmerkt is de kunstkritische receptie een belangrijke factor geworden in het bepalen of sprake is van een meesterwerk of meesterzet. Vaak worden kunstwerken voor het eerst getoond op biënnales, grote evenementen of kunstbeurzen. Aankoop door een museum (met daarbij conservatie van het werk) is dan de enige mogelijkheid om het werk voor langere tijd aan een breed publiek beschikbaar te kunnen stellen. Musea (dat wil zeggen de curatoren) zijn daarmee belangrijke bepalers geworden van de canonvorming van hedendaagse kunst. Als een werk eenmaal in de collectie van een museum is opgenomen, en dat geldt evengoed voor de ’traditionele’ kunstobjecten als schilderijen, beeldhouwwerken en foto’s, heeft het museum (de curator) belang bij presentatie van het werk als meesterwerk om aan te tonen (verantwoorden) dat het een terechte aankoop is geweest.
In dit licht beschouwd kunnen we vraagtekens stellen bij de presentatie van de strandportretten als meesterwerk. De zaal waarin Dijkstra’s werken worden gepresenteerd heeft als context: Gesprekken in een tijd van globalisering en mondiale conflicten. Globalisering en mondiale conflicten zijn echter niet direct associaties die het werk van Dijkstra oproept. De portretten geven eerder uiting aan een persoonlijke psychologie van transformatie, pose en kwetsbaarheid van de geportretteerde. In de publicatie die bij de collectiepresentatie is uitgegeven wordt vermeld dat de werken in deze zaal een ruimte delen waarin ze ‘hun betekenis nog moeten vinden’. De portretten van Dijkstra lijken daarom niet erg op hun plaats tussen de omringende kunstwerken, zoals de grote installaties van Hüseyin Bahri Alptekin en Surasi Kusolwong die bij binnenkomst direct de aandacht trekken. De strandportretten zijn niet speciaal uitgelicht of omkaderd en de behoorlijke omvang van de portretten valt weg tegen de hoge wand waaraan ze zijn opgehangen.
Zaaloverzicht tentoonstelling Er was eens… de collectie nu in het Van Abbemuseum met de werken van Rineke Dijkstra. Rechts in beeld de Volkswagen van Kusolwong en daarachter op de muur de installatie Self-Heterotopia van Alptekin.
Een meesterwerk blijkt echter niet alleen uit de fysieke presentatie van het werk, maar komt ook tot uiting in de aandacht voor de kunstenaar in publicaties. In de publicatie bij de tentoonstelling ontbreken verwijzingen naar en toelichtingen op het werk van Dijkstra. Ook ontbreekt haar naam op de website van het museum bij de vermelding van een selectie van 49 kunstenaars die in de tentoonstelling zijn opgenomen. En dat is jammer voor een Nederlandse kunstenaar die haar plaats in de internationale canon van de hedendaagse kunst al zo duidelijk heeft verworven.
Joke Reichardt,
21 januari 2015.
Geef een reactie